Tijdzones bestaan nog niet zo heel lang. Pas in de 19e eeuw, toen treinen steeds sneller en internationaler gingen rijden, werd het nodig om vaste zones vast te leggen. Voorheen bepaalde de stand van de zon simpelweg de tijd. Dat werkte prima binnen een dorp of stad, maar werd onhandig toen reizen en handel over grenzen heen steeds belangrijker werden. De invoering van tijdzones bracht orde, maar het leverde ook een nieuwe bron van verwarring op: het constant moeten rekenen tussen landen en regio’s. Precies om die reden klinkt vandaag de dag steeds vaker het één wereldtijd idee.
Het één wereldtijd idee stelt dat we overal op aarde dezelfde kloktijd zouden hanteren. Of je nu in New York, Tokio of Amsterdam bent, de wijzers zouden hetzelfde aangeven. Het gaat dus niet om het afschaffen van dag en nacht, maar om één gestandaardiseerde tijd die overal geldt. In de praktijk zou dit betekenen dat sommige landen hun werkdag om 13.00 uur beginnen, terwijl anderen juist om 02.00 uur van start gaan. De lokale ritmes blijven hetzelfde, alleen de klok verandert.
Een groot voordeel van het één wereldtijd idee is duidelijkheid. In onze digitale economie werken teams vaak verspreid over verschillende landen. Online meetings moeten nu zorgvuldig gepland worden, waarbij je rekening houdt met zes, zeven of soms zelfs tien uur tijdsverschil. Dat zorgt voor misverstanden en gemiste afspraken. Met één wereldtijd verdwijnen die problemen: een vergadering om 15.00 uur is overal ter wereld gewoon 15.00 uur. Dat maakt samenwerking makkelijker en efficiënter.
Niet alleen bedrijven profiteren. Ook particulieren die internationaal actief zijn, zouden veel minder hoeven rekenen. Denk aan online gamers, reizigers met jetlags of mensen die familie hebben in andere landen. Iedereen weet precies hoe laat het is, zonder gedoe met omrekenen. Dat kan zorgen voor een gevoel van verbondenheid: één planeet, één klok.
Tegenstanders wijzen erop dat het één wereldtijd idee in het dagelijks leven onpraktisch kan zijn. Stel dat je in Nederland wakker wordt en je dag om 12.00 uur begint, simpelweg omdat dat wereldwijd de vaste tijd is. Voor je gevoel is het ochtend, maar de klok zegt iets heel anders. Dat kan verwarrend zijn en zelfs een afstand creëren tussen wat je ziet (daglicht) en wat je klok aangeeft. Onze gewoontes en cultuur zijn diep verweven met hoe we tijd beleven, en die verander je niet zomaar.
Tijd is niet alleen een hulpmiddel, maar ook een sociaal anker. Denk aan etenstijden, schooltijden of religieuze rituelen. Deze zijn allemaal gebaseerd op een bepaalde manier van tijdmanagement in verschillende culturen. Als die ineens verschuift, kan dat voelen alsof iets essentieels wegvalt. Het vraagt een enorme aanpassing om je dagelijkse ritme los te koppelen van de traditionele klok die we nu gebruiken.
Zelfs als de techniek het toelaat, blijft de psychologische kant een struikelblok. Mensen hechten zich aan hun klok. Een nieuw jaar vieren we precies om middernacht, niet om 07.00 uur omdat dat toevallig de standaardtijd is. Het gevoel van tijd is emotioneel geladen, en dat maakt veranderingen lastig. De overgang naar zomer- en wintertijd levert al veel discussie op; laat staan een wereldwijde overstap naar één tijd.
Als je dit resultaat opslaat, kun je het later terugvinden in je account.